I&M2.0
Reputatie, ranking & de bibliotheek
Op 3 en 4 juni 2015 vond in San Francisco, California een Partner Meeting van OCLC Research plaats: Rep, Rank & Role. In anderhalve dag werd de bijdrage onderzocht die onderzoeksbibliotheken zouden kunnen leveren aan de ranking van hun universiteit en aan het bevorderen van de reputatie van hun onderzoekers. Die bijdragen waren divers, getuige enkele onderwerpen:
- Het ondersteunen van infrastructuur voor zogenaamde profiling systems
- Het berekenen van citatiescores van individuele onderzoekers
- Het leveren van metrics op titels in het institutionele repository
- En last but not least: crisismanager!
Er werden verschillende perspectieven vertegenwoordigd: dat van de universitaire beleidsmaker, dat van de bibliotheek en dat van de onderzoeker. En die perspectieven, en vooral de doelstellingen, liepen nogal uiteen.
De beleidsmakers lieten zien hoe hun universiteiten proberen de methodologie van de belangrijkste rankings te doorgronden en hoe ze zich omhoog proberen te werken. Keiharde competitie! De University of Manchester bijvoorbeeld wil zich kunnen meten met de traditionele Engelse topuniversiteiten van Oxford en Cambridge en ambieert een top 25-positie op de Shanghai ranking. Hiertoe werden al Nobelprijswinnaars aangetrokken, zogenaamde “iconic appointments”, en andere toponderzoekers die publiceren in high-ranked journals met hoge impact factors. De bibliotheek werd gevraagd een analyse te maken van de Thomson Reuters List of Highly-Cited Researchers (van belang voor de Shanghai Ranking). Op deze lijst stonden slechts 8 onderzoekers uit Manchester, een stuk minder dan van Oxford (30) of Cambridge (21). De bibliotheek probeert nu te identificeren wie deze 8 kopstukken zijn door citatiescores te analyseren. En belangrijker nog, de bibliotheek probeert te achterhalen welke Manchester-onderzoekers net buiten deze lijst vallen, want die zouden een extra zet moeten krijgen.
Uitleg geven over hoe wetenschappelijke informatie werkt, zoals in dit geval het analyseren van citatiescores – dat kan een rol zijn voor de bibliotheek. Maar ook voor het leveren van infrastructuur die reputatiemanagement ondersteunt, wordt door verschillende universiteiten naar de bibliotheek gekeken. Wouter Gerritsma van de VU beschreef de services die hij voor het repository van Wageningen ontwikkelde; verschillende metrics stellen de bibliotheek in staat gegevens te genereren en rapportages te leveren, bijvoorbeeld om tenure track te ondersteunen.
Een ander voorbeeld werd gegeven door Virginia Steel, University Librarian van de University of California, Los Angeles. UCLA maakt gebruikt van OPUS, een ‘faculty profiling system’. De bibliotheek heeft een centrale rol: zij ondersteunt de infrastructuur, genereert data en onderhoudt contacten tussen betrokken partijen. Het idee is dat OPUS dé plaats is waar een onderzoeker zijn administratie en wetenschappelijke output bijhoudt. Salarisadministratie, toegekende onderzoekssubsidies, publicaties, maar ook studentenevaluaties… OPUS verzamelt het allemaal, onder de zinspreuk ‘one place to organize your dossier’. De software is in staat gegevens op te halen van binnen en buiten de campus, bijvoorbeeld bij Zotero, Dataverse, PubMed en eScholarship, het institutioneel repository van de University of California. UCLA heeft zo een informatiebron van jewelste als het om het reilen en zeilen van de wetenschappelijke staf gaat. Formeel is OPUS dan wel een ‘system of record’, maar het heeft de potentie een bron voor ‘tracking and evaluation’ te worden. OPUS is daarom omstreden onder de wetenschappelijke staf.
De vraag rees in hoeverre het belang van onderzoekers gediend is met reputatiemanagement en rankingdoelstellingen. Onderzoekers ervaren een ‘profiling system’ als OPUS vooral als afrekensysteem. Zij hebben vragen over privacy, over de volledigheid van de bewaarde gegevens en het eenzijdige beeld dat die oproepen van hun carrières. En ze vrezen vooral dat er zo nog meer nadruk komt te liggen op competitie in een werkomgeving die toch al als te competitief en veeleisend ervaren wordt. Bovendien, ook al zouden er geen repercussies verbonden worden aan het tracken van individuele onderzoekers en hun functioneren, systematisering zit academische vrijheid in de weg; de gekozen structuur bepaalt immers welke categorieën van output van belang zijn, en dat beïnvloedt ongewild ook hoe er gedacht wordt over die categorieën en alles wat daar juist buiten valt. Dat niet alle disciplines langs eenzelfde lat te leggen zijn is in deze context ook problematisch.
In de sessie die het perspectief van de onderzoeker besprak, kwam juist dit aspect naar voren; de toenemende ‘corporatisation’ van universiteiten en de zorgelijke consequenties daarvan. Catherine Mitchell, Director of Access & Publishing van California Digital Library, koos de Geesteswetenschappen om die consequenties te illustreren. Ze schetste het beeld van een discipline die niet toegerust is zichzelf ‘te verkopen’, terwijl de academische wereld in toenemende mate gericht is op valorisatie en meetbaar maken van resultaten. Over het algemeen wordt onderzoek in de Geesteswetenschappen gefinancierd door het eigen instituut, en minder door externe financiering. Hoe kwetsbaar wordt zo’n veld als dat eigen instituut systemen ontwikkelt die productiviteit, impact en waarde van onderzoekers beoordelen naar de hoeveelheid subsidie, patenten en samenwerking met het bedrijfsleven die zij binnenhalen?
Mitchell bracht een volgende rol naar voren voor de bibliotheek: de bibliotheek als ‘crisismanager’. Voor haar betekende dit vooral: luisteren naar de zorgen van onderzoekers, achtergrond verschaffen bij ontwikkelingen in de academie, maar ook: “developing a bridge voice”, een verbindende schakel zijn tussen onderzoekers en andere partijen. Meer sprekers op de bijeenkomst onderstreepten die verbindende functie van de bibliotheek. Virginia Steel van UCLA zei het zo: “Remember the untapped power librarians have: the power to convene”. Om OPUS geïmplementeerd te krijgen moeten de librarians van UCLA die kracht in ieder geval volop inzetten; de problemen die wetenschappers signaleren proberen zij te vertalen naar het systeem. De bibliotheek als “bridge voice”: als het de librarians zijn die de snel veranderende wereld van wetenschappelijke informatievoorziening kunnen overzien, dan kunnen zij ook optreden als bemiddelaars tussen verschillende belangen. Op het gebied van reputatie en ranking hier lijkt hier inderdaad een belangrijke kans voor de bibliotheek te liggen.
Onlangs werd bekend dat de UU voor het 13e jaar op rij is uitgeroepen tot de beste onderzoeksuniversiteit van Nederland in de Academic Ranking of World Universities (ook wel Shanghai Rankings). Zie hier het persbericht. Wil je weten hoe de Universiteit Utrecht het doet in andere rankings? Kijk dan hier:
Times Higher Education World University Rankings
CWTS Leiden Ranking
Dank voor het uitgebreide verslag. Met de symposia in 2009 en 2012 probeerden we volgens mij invulling te geven aan die rol van “bridge voice”, en aan de enthousiaste reacties te merken was daar ook behoefte aan. Nu is een symposium erg arbeidsintensief, eenmalig, en met een beperkt publiek, maar ik vind de vraag hoe je dan wel invulling geeft aan die rol (nog steeds) heel relevant. Hou ons op de hoogte van je gedachten daarover 🙂
Will do, Dafne. Dank!
Interessant verhaal! In Utrecht wordt hier natuurlijk ook verschillend over gedacht, soms op principiële gronden, soms naar gelang men als onderzoekers of onderzoeksgroep profijt heeft van de metrics. Die discussie wordt ook gevoerd door Science in Transition en Rethink UU. Ook is er verschil tussen woord en daad: soms gaan onderzoekers die sterk tegen metrics zijn bij het indienen van manuscripten wel de volledige impact factor ladder af. Onze rector zegt dat ook met zoveel woorden: we zijn er tegen, maar kijken er wel naar. Uiteindelijk gaat het om de vraag hoe je denkt beter/nuttiger onderzoek te kunnen doen: in competitie of samenwerking, open of gesloten? Verandering vraagt hier moed en overtuigingskracht om bijvoorbeeld binnen LERU afspraken te maken over een betere balans tussen korte en lange termijn assessment, en tussen afrekenen op metrics en vertrouwen gebaseerd op meer kwalitatieve review. Als bibliotheek kunnen we heel goed inzicht geven in hoe metrics (en altmetrics!) en researcher profiles werken, maar zeker ook hoe onderzoekers keuzes kunnen maken die snelle beschikbaarheid en zichtbaarheid van allerlei soorten onderzoeksresultaten ten goede komen en hoe men zo bijvoorbeeld de stap kan zetten van Open Access naar Open Science.